Praktijk Raphael
 

Vakantietijd met je (pleeg)kinderen

Het is (bijna overal) zomervakantie! De kinderen zijn zo'n zes weken thuis. Alle tijd om te spelen, leuke dingen te doen, op te blijven en uit te slapen. 

Ik weet niet of jij dat als ouder herkent, maar vaak is er een week waarin de kinderen hun draai nog niet gemakkelijk vinden. Ze vervelen zich, zitten elkaar in de weg en vliegen elkaar soms in de haren. 

Met name die ruzies onderling zijn soms onvermijdelijk en kunnen bij jou als (pleeg)ouder frustratie oproepen. Hoe ga je nu om met de conflicten van de kinderen? Het lijkt erop dat standaard oplossingen niet zo goed werken. Bijvoorbeeld zeggen: 'Stop ermee!' helpt vaak maar tijdelijk en de kinderen blijven met een onbevredigd gevoel achter. Soms vraagt de ouder: 'Wie is er begonnen?' meestal is dit niet zo relevant. Of de ouder trekt goedbedoeld één van de kinderen voor door te zeggen: 'Jij bent toch te oud voor deze knuffel, geef hem maar gewoon aan je broertje'.

Er zijn meer behulpzame manieren. 

Om te beginnen is het belangrijk als ouder te bedenken dat kinderen in principe in staat zijn conflicten op te lossen. Of dat te leren. Het is dus niet nodig om altijd meteen in te grijpen. 

Er zijn verschillende conflictniveaus: 

  • Niveau 1: kinderen kibbelen met elkaar. Wanneer kinderen met elkaar kibbelen en discussiëren is het niet nodig in te grijpen. Negeer het en bedenk dat je kinderen een leerzame ervaring op kunnen doen. 
  • Niveau 2: conflicten waarbij interventies van een volwassene behulpzaam kunnen zijn. Denk na of je in gaat grijpen in de situatie en ook wat je doel daarmee is. Het is de bedoeling dat je hen helpt om de communicatie weer op gang te krijgen waarbij ze weer samen verder kunnen. Let erop dat je de gevoelens van élk kind erkent. Dat je elk kind laat vertellen/reflecteren op de situatie. Dit vat je voor hen samen. Praat met respect over het probleem. Vertel de kinderen dat je gelooft dat ze samen een eerlijke oplossing kunnen bedenken. Geef ze die ruimte door weer even iets anders te gaan doen. 
  • Niveau 3: Situaties waarbij de ruzie dreigt te escaleren. Wanneer je denkt dat ze elkaar in de haren zullen vliegen benoem je wat je ziet. Je geeft ook de grenzen aan. Je haalt de kinderen uit elkaar en uit de situatie. Je legt uit dat je het met elkaar gaat uitpraten, bijv. wanneer iedereen weer is afgekoeld. Dit uitpraten doe je dan aan de hand van de bovenstaande vaardigheden (niveau 2) 

Het vraagt oefening van ons als opvoeders om de kinderen te helpen in hun conflicten. We trappen soms zo gemakkelijk in de valkuil om een niet-behulpzame manier te kiezen. Wanneer we de tijd nemen is dat vaak wel heel erg behulpzaam voor de kinderen. 

Gister nog hadden twee van onze jongens ruzie. De één was op de ander gaan zitten en daar was de ander erg boos en verdrietig om. Door de tijd te nemen met beide jongens bleek dat ze beide geschrokken waren. Want de één dacht dat ze aan het stoeien waren en ging daarom te lang door. De ander voelde zich geschrokken omdat zijn 'stop' te lang werd genegeerd. Door de ruimte te geven aan deze gevoelens en die gevoelens te erkennen en hier en daar te helpen verwoorden, was het conflict snel opgelost. Ze voelden zich erkend in hun boosheid en schrik. Door naar elkaar te luisteren kwam er ook begrip voor elkaars gezichtspunt. Ze hebben het met een lach en een traan uitgepraat en konden weer verder. 


Kinderen aanzetten tot coöperatief gedrag

We kennen het allemaal wel, je wil graag dat je kind doet wat je zegt. 'Was je handen', 'Ruim je kamer op', 'Heb je je huiswerk af?', 'Niet op de bank springen', 'Stop met dat geruzie'. Je loopt tegen de dingen aan die je kind wel/niet doet en je hebt daarnaast te maken met je eigen gevoelens die daarbij naar voren komen. Wat kan je als opvoeder nu doen om je kinderen mee te laten werken zonder te verzanden in negativiteit? 

Er zijn een aantal vaardigheden die je als ouder in kan zetten om je kind uit te nodigen tot coöperatief gedrag. Niet elke vaardigheid past misschien bij jou of je kind of zal altijd effectief zijn, maar deze vaardigheden dragen bij aan het nodige respect waardoor je kind makkelijker leert samenwerken. 

  • Beschrijf wat je ziet of beschrijf het probleem. Je kind mag in bad en als je komt kijken is de hele badkamer kletsnat. Je baalt ervan, want nu moet je de hele badkamer droogmaken. Je had het nog zo gezegd... In plaats van bijvoorbeeld te dreigen bij je kind: 'Als je de badkamer zo nat maakt, mag je de volgende keer niet meer in bad!' Kan je ook zeggen: 'Ik zie dat de hele badkamer kletsnat is'. Het zal voor het kind gemakkelijker zijn om te bedenken dat zij mee gaat helpen om de badkamer ook weer droog te maken. 
  • Geef informatie. Je kind springt voor de zoveelste keer op de bank. Jij bent zuinig op je bank en wil dat je kind dat ook is.  In plaats van te commanderen: 'Je springt wéér op de bank. Ga eraf! Nu!' kan je ook zeggen: 'Een bank is om op te zitten, niet om op te springen. Dat kan wel op de trampoline.' Een kind kan dan zelf vaak wel bedenken wat ze moet doen. 
  • Geef een keuze. Je kind wil niet naar boven om naar bed te gaan. Je hebt geen zin in dit gedoe. Het kost je zoveel extra tijd terwijl je haast hebt. In plaats van een etiket plakken: 'Hè bah, je gedraagt je als een klein kind. Schiet nu eens op.' kan je ook een keuze geven: 'Hoe ga je naar boven, grommend als een leeuw, of kwakend als een kikker?' of.. 'Ga je met reuzenstappen naar boven of met muizenstapjes'. Wanneer een kind de keuze heeft over hoe iets moet gebeuren zal het zich minder verzetten. 
  • Zeg het met 1 woord. Je kinderen hebben een ijsje gegeten en overal liggen de ijsstokjes. Frustrerend dat je kinderen voor de zoveelste keer hun ijsstokjes niet opruimen. In plaats van te preken: 'Hoe vaak heb ik nu gezegd dat je die ijsstokjes moet opruimen. Elke keer weer vinden we de ijsstokjes overal als jullie ijs hebben gegeten. Ik ben er helemaal zat van. Jullie luisteren gewoon niet!' kan je ook heel kort zeggen: 'Jongens, ijsstokjes!' Ze weten dan meteen wat ze nog moeten doen. Grote kans dat ze alsnog de stokjes opruimen. Kinderen hebben een hekel aan moraliseren en preken. Hoe korter de boodschap hoe beter het is. 
  • Omschrijf wat jij voelt. Jouw puberzoon valt je steeds in de rede als je met hem in gesprek bent. Je vindt het respectloos en het maakt je boos. In plaats van het verwijt: 'Je valt me elke keer in de rede. Doe niet zo brutaal!' Kan je ook zeggen: 'Ik vind het frustrerend als ik iets wil zeggen en steeds onderbroken wordt.' Het is oké als je beschrijft wat je voelt aan je kind. Zolang je maar oprecht bent en je kind niet kwetst of aanvalt. Het is dan voor je kind gemakkelijker om mee te werken. 
  • Schrijf. Je kind poetst zijn tanden steeds niet. Hij heeft zo langzamerhand de leeftijd om zelf zijn gebit te verzorgen. Je vindt het ook erg belangrijk dat hij dat doet. Maar het lijkt hem niet te boeien. In plaats van waarschuwen: 'Pas maar op, straks moet je naar de tandarts en heb je allemaal gaatjes' kan je ook een briefje op de spiegel hangen: 'Denk je aan je tandenpoetsen? Liefs mama'. Misschien helpt de herinnering je zoon zijn tanden te poetsen. 
  • Gebruik humor. Je dochter heeft geen zin om zich zelf aan te kleden. Ze is al groot genoeg om het zelf te kunnen doen. Maar ze blijft maar zeuren dat jij het moet doen. In plaats van vergelijken met haar zus: 'Jouw zus doet wel zelf haar kleren aan, dan kan jij dat toch ook wel. Schiet nu eens op!' kan je ook iets onverwachts doen. Je 'helpt' je dochter door haar onderbroek op haar hoofd te doen. Haar benen in de mouwen van de pyjama te steken. Je dochter zal snel het taakje gaan overnemen. 'Nee mam, zo moet dat niet laat mij maar!' Humor helpt kinderen bij het verminderen van hun weerstand. 

Opvoeden valt in de praktijk niet altijd mee. We trappen zo gemakkelijk in onze bekende valkuilen. Het kan erg fijn zijn om te sparren over een opvoedvraag. Praat eens met andere ouders over opvoeden. Probeer vaardigheden te ontwikkelen zoals bovenstaande. Je hoeft dat niet alleen te doen!


Moederdag en pleegkinderen

Gisteren was het moederdag. Voor moeders en kinderen is dat vaak een feestelijke dag. Kinderen die cadeautjes kopen of maken voor mama. En mama die zich vrolijk voelt bij de blije snuitjes van je kind(eren). 

Toch kan moederdag soms in een pleeggezin ook wel ingewikkeld zijn. Sommige pleegkinderen kunnen geen of weinig contact hebben met hun moeder. Dit kan ervoor zorgen dat je pleegzoon of pleegdochter juist op moederdag moeilijk gedrag vertoond. Of in de week vooraf of achteraf. Ze voelen juist dan het gemis extra sterk. Het lukt hen niet altijd om hun waardering voor jou als pleegmoeder te uiten. Of sterker nog, ze lijken soms wel moedwillig moederdag te verpesten. Dit doen ze gelukkig nooit expres. Het werkt bij hen soms zoals het werkt bij 'het meisje met het omgekeerde magneetje'

Jij kan als pleegmoeder wel iets doen om je pleegkind hierin te helpen. Geef om te beginnen het kind de ruimte om zich verward te voelen over het hebben van een mama en ook een pleegmama. Het helpt als je het voor het kind verwoord. Dat er ruimte is voor de emoties. Zoek ook naar mogelijkheden voor het kind om zijn/haar liefde en loyaliteit naar moeder te uiten. Als er bezoek mogelijk is, lukt het dan om op moederdag ruimte te maken voor een bezoekje? Kan het kind een extra weekend naar mama? Wanneer een ontmoeting niet lukt, is er dan ruimte voor het kind om te (video)bellen? Neem daar dan de tijd voor samen met je pleegkind. Wanneer ook dat niet kan is het maken van een kaart, een tekening, een cadeautje altijd een goed idee! Want ondanks dat jij de dagelijkse zorg voor het kind invult als een moeder. Je wordt nooit de moeder van het kind. Het kind heeft een eigen moeder. En die plek neem jij nooit in als pleegmoeder. Het kan goed zijn daar juist ook in deze periode van moederdag weer gewoon even bij stil te staan. 

Voor jou als pleegmoeder wil ik meegeven: Ontzettend mooi en fijn wat jij doet voor jouw pleegkind. Dank je wel dat je je liefde, tijd en energie in haar of hem stopt. Dank je wel voor je geduld. En mocht jouw pleegkind juist deze dagen moeilijker gedrag laten zien, zie het als een compliment. Hij/zij vindt jou belangrijk en is in conflict met zichzelf over de loyaliteit richting jou. Want 'je bent toch niet mijn moeder...'



 

Omgaan met de gevoelens van je kind

Wanneer je vader of moeder wordt heb je allerlei dromen en ideeën over de manier waarop jij het ouderschap wilt gaan vormgeven. Bepaalde dingen wil je sowieso anders doen, beter doen etc. Maar wanneer je eenmaal ouder bent ontdek je dat het opvoeden van kinderen vaak een uitdaging is. Hoe vaak denk je niet bij het opstaan dat je het vandaag echt anders gaat doen. Om aan het eind van de dag de conclusie te trekken dat er niet veel terecht is gekomen van je voornemen. 'Hij sloeg mij' 'Niet waar, hij stompte mij'. 'Jij bent niet de baas over mij' 'Ik luister niet naar jou' 'Jij begrijpt er niks van, jij bent écht oud' etc. Hoe geduldig je ook wilt blijven, je bent het dan toch zat en je zit met je handen in je haar. Hoe pak ik dit nu aan? 

Het is zo dat de manier waarop kinderen zich gedragen te maken heeft met hoe ze zich voelen. Dus wanneer kinderen zich goed voelen, gedragen ze zich ook goed. De kunst is dat wij als ouders (en opvoeders) de kinderen kunnen helpen zich goed te voelen. Dit kunnen we doen door hun gevoelens te erkennen. En vaak denken we als ouder dat we hen die erkenning wel geven. Maar als ik eerlijk ben, dan lukt me dat ook vaak niet. 

Om een voorbeeld te noemen: 1 van de kinderen doet er alles aan om niet aan het huiswerk te gaan. En dat terwijl hij er echt even aan moet trekken. Als ik hem aanmoedig om te aan de slag te gaan dan zegt hij dat hij geen zin heeft in huiswerk maken. Ik zeg dan dat ik dat wel begrijp maar dat het nu toch eenmaal moet. Het hoort er nu eenmaal bij dus begin maar gauw. 

Na een tijdje een gefrustreerde jongen die in zijn eentje sip in een hoekje zit. Niet aan zijn huiswerk...

Het helpt het kind meer om met echte aandacht begrip te tonen voor het niet beginnen aan het huiswerk. En dan niet de waarom-vraag te stellen. Maar benoemen: 'Ik zie dat je het lastig vindt om aan je huiswerk te beginnen' of 'Het lijkt erop dat je er tegenop ziet om met je huiswerk aan de slag te gaan'. Het effect is dat het kind dan vertellen gaat. 'Ja, ik heb het gevoel dat het geen zin meer heeft. Ik ga het toch niet halen' Dit gevoel kan je dan bevestigen door te zeggen: 'Dat lijkt me erg frustrerend' of 'Ik kan me voorstellen dat het heel stress-vol is'

Het erkennen en laten bestaan van de gevoelens geeft kinderen de mogelijkheid en ruimte om te voelen en daarna ook te kunnen nadenken over een oplossing. Hun gevoelens zullen hen blokkeren zolang die gevoelens er als het ware niet mogen zijn. Wanneer je bijvoorbeeld zou zeggen dat het wel meevalt omdat het nog gemakkelijk kan lukken dan voelt hij zich niet begrepen. Dit zorgt voor meer frustratie, want hij voelt zich dan alleen ('mijn moeder snapt er ook niks van'). Het gaat dan niet lukken om ook nog na te denken over een oplossing. 

In een gesprek waarbij je als opvoeder de ruimte geeft aan de gevoelens van je kind kan het kind zelf vaak ook al oplossingen bedenken. Bijvoorbeeld: 'Laat ik nu toch maar gaan beginnen. Dan ben ik er des te eerder vanaf.' of 'Ik wil in elk geval mijn best doen om het alsnog te halen!'

Om kinderen te helpen met hun negatieve gevoelens kan je het volgende doen: 

Je luistert rustig en aandacht naar het kind. Je legt dus even je mobiel weg, stopt even met datgeen waar je mee bezig was en je kijkt je kind aan. Je kan terwijl je luistert hun gevoelens erkennen door bijvoorbeeld te knikken, 'Oh' 'hmmmm' 'Oh joh' of 'ja, ja..' of 'aha' te zeggen. Geef vooral het kind veel vertel-ruimte op deze manier. 

Je kan het kind woorden geven voor hoe het zich voelt: 'Jij bent erg boos!' 'Wat verdrietig voor je' 'Ik kan me voorstellen dat je erg gefrustreerd bent'. Wees daarbij niet bang dat je het verkeerd hebt geïnterpreteerd. Het kind zal je gerust de correctie geven. 'Boos, nee juist woedend!'

Het kan voor het kind ook fijn zijn als je zijn of haar verlangen in een fantasie zou verwoorden: 'Ik zou willen dat ik je een hele zak snoep zou kunnen geven... of weet je wat 2 zakken snoep...' 'Of een huis vol snoep!' In een speelgoedwinkel bijvoorbeeld zien kinderen natuurlijk van alles wat ze wel zouden willen hebben. Maar je kan natuurlijk niet alles voor ze kopen. Het helpt dan om te benoemen dat je het gaat onthouden voor hun verjaardag. Of dat we het op een verlanglijstje gaan zetten. 

Alle gevoelens moeten worden geaccepteerd! Tegelijk moet bepaald gedrag worden beperkt. Daarbij helpt het om verwachtingen te benoemen. 'Ik zie dat je erg boos bent op je zus. Je mag dat met woorden aan haar vertellen. Hou je handen wel bij jezelf.'

Een boekentip: How2talk2kids of Luisteren naar kinderen. 

Bouwstenen van hechting

Soms heb je als (pleeg)ouder te maken met een kind die niet veilig gehecht is. Dit zorgt ervoor dat je verschillende opvoedproblemen kan ervaren. 

Denk aan: angstproblemen, onderontwikkeld geweten, woede-uitbarstingen, moeilijk te troosten, diefstal, aantrekken en afstoten, liegen, controledrang, eet-problemen, depressieve klachten enz. 

Het is soms een enorme zoektocht naar hoe jij als ouder hier goed mee om kan gaan. Het kost je soms erg veel energie om een kind met een hechtingsprobleem of hechtingsstoornis op te voeden. Soms zit je met je handen in het haar. Je wordt  niet altijd goed begrepen door je omgeving. Het is immers toch 'zo'n leuk kind!' Mensen begrijpen niet altijd wat je als (pleeg)ouder doormaakt in het opvoeden van je kind. 

Het kan helpen wanneer je leert over hechtingsproblemen. En dat je inzicht krijgt hoe een veilige hechting gebouwd wordt. 

Truus Bakker heeft bouwstenenmodel ontwikkeld. Hierin kan je duidelijk zien hoe de veilige hechting wordt opgebouwd. Het laat ook meteen zien welke uitdagingen er in die ontwikkeling kunnen zijn wanneer de ouder (door omstandigheden) onvoldoende responsief en sensitief kon aansluiten bij de behoefte van het kind. Er zijn verschillende oorzaken voor zoals bijvoorbeeld: ziekenhuisopname van ouder of kind, ziekte bij een ouder, mishandeling of verwaarlozing, geen beschikbaarheid van een vaste opvoeder of verzorger of een moeilijke bevalling.